Schreef ik van de week nog dat ik een dag later het vervolg van mijn persoonlijke verhaal zou plaatsen, ineens sloeg de twijfel toe. Ik kreeg twijfels over of ik wel echt open moet zijn want wat ik nog altijd merk is dat het bijvoorbeeld je baankansen enorm verkleint op het moment dat een werkgever weet dat je eerder last hebt gehad van depressie(s). Er zijn nog veel mensen die je erop veroordelen. Uiteindelijk heb ik toch besloten het volledige ‘verhaal’ te vertellen. Juist om de taboe te doorbreken en mensen meer inzicht te geven in hoe het werkelijk is om hiermee te kampen.
– Lees hier deel 1 van dit persoonlijke stuk. –
“Een familielid zei me eens dat ik helemaal niet depressief was, maar dat het gewoon een gebrek aan doorzettingsvermogen was.”
Ik solliciteerde naar baantjes, wist me soms bij elkaar te rapen en positief neer te zetten en werd vrijwel altijd aangenomen. Op de eerste werkdag zei ik altijd tegen mezelf: kom op, jij kan dit ook, net zoals een ieder ander persoon. Het werken lukte me dan een aantal proefdagen, en met een beetje geluk 2 weken, totdat ik weer helemaal instortte. Mijn vader is bedrijfsarts en dus staat werken hoog in het vaandel. Het was voor hem moeilijk zich erbij neer te leggen dat zijn dochter echt last had van zware depressies terwijl hij elke dag cliënten aan zijn bureau kreeg die hetzelfde doorgingen. Een aantal uur per week werken moest ook echt wel lukken. Een familielid zei me eens dat ik helemaal niet depressief was, maar dat het gewoon een gebrek aan doorzettingsvermogen was. Het was een van de pijnlijkste dingen die ik ooit gehoord heb…
Om mijn familie en vooral mijn vader niet teleur te stellen solliciteerde ik dus keer op keer, om vervolgens weer te falen. Ik zat op dat moment dusdanig slecht dat ik helemaal niet kon werken en het heeft zeker een aantal jaar geduurd voordat mijn vader dat ook echt inzag. Hij zag hoe graag ik wilde voldoen aan de verwachtingen die de maatschappij aan je stelt maar dat het keer op keer falen, mij steeds dieper de put in bracht.
In de tussentijd wisselde ik steeds van medicatie om de beste variant voor mij te vinden. Ik ging – vaak wekelijks – naar mijn psycholoog voor cognitieve therapie die weinig uithaalde. Allerlei termen passeerde de revue wat ik dan zou hebben: een stukje borderline misschien? Een beetje bipolair of manisch? Of ‘gewoon’ een angststoornis of trauma uit het verleden? Uiteindelijk is nooit echt vastgesteld wat ik had en werd me gezegd dat het waarschijnlijk biochemische- en biogenetische factoren waren: simpelweg het ontbreken van wat belangrijke stofjes om je goed te voelen zoals serotonine. Misschien moest ik maar accepteren dat ik hier heel mijn leven mee zou gaan kampen.
De tijd kroop voorbij en ik vond voor mezelf een manier om redelijk de dagen door te komen, op een gegeven moment zonder psycholoog omdat hij ook zag dat hij niet veel meer voor mij kon betekenen. In augustus 2012 besloot ik in overleg met mijn ouders een sprong in het diepe te nemen en me in te schrijven voor de studie Sociologie aan Universiteit Antwerpen. Duidelijk was dat ik me niet beter of gelukkiger zou voelen als ik zo door bleef gaan en de tijd begon te dringen om nog binnen 10 jaar een diploma te halen.
In het begin vond ik het moeilijk om weer onder de mensen te zijn, onzeker als ik was, maar op een gegeven moment vond ik mijn draai en bloeide ik wat op. Ik had het naar mijn zin in mijn studie, voelde me weer nuttig, kreeg een relatie en ondanks dat ik elke dag nog tegen de sluipende ziekte moest knokken, ging het eigenlijk wel oké. Totdat ik zwanger bleek.
“Stiekem kreeg ik de hoop dat mijn kind mijn medicijn zou worden en dat ik me zo goed zou blijven voelen.”
Tijdens mijn zwangerschap van Maxim bouwde ik de antidepressiva af vanwege de risico’s voor de baby. Waar mijn familie bang was dat ik dieper dan ooit zou raken, ging het – ondanks dat het de zwaarste periode ooit zou worden – verbazingwekkend goed met me. Natuurlijk had ik dipjes vanwege de hel van mijn zwangerschap en bevalling, maar de zwangerschapshormonen deden mij duidelijk goed. Stiekem kreeg ik de hoop dat mijn kind mijn medicijn zou worden en dat ik me zo goed zou blijven voelen. Ze zeggen wel eens: 9 maanden op, 9 maanden af en dat klopt wel. Ongeveer 9 maanden na de bevalling, toen alle extra hormonen weer verdwenen waren, merkte ik dat ik me elke dag iets slechter begon te voelen en dat het me veel energie kostte de dag door te komen. Ik trok op tijd aan de bel en in overleg met de huisarts werd besloten dat ik weer aan de antidepressiva zou gaan. Hoewel ik voor de zwangerschap min of meer had geaccepteerd dat ik nou eenmaal ben zoals ik ben, voelde het wederom als falen. Waarom kon ik nou verdomme niet zonder die ellendige medicatie?! Waarom kon ik het niet zelf?!
Het goede aan een kind hebben is dat je door moet. Ook al leef je op dat moment niet voor jezelf, je leeft voor je kind en bijt door. Er was geen tijd om stil te staan bij het feit dat ik nou eenmaal last heb van depressies of dat ik medicatie nodig had want ik wilde nog mijn studie Sociologie oppakken – dit keer in Rotterdam – en ik kon niet het risico nemen dat het me zou lukken zonder antidepressiva.
Vaste lezers weten dat ik een jaar Sociologie heb gedaan en dat dat zwaar was maar goed ging. Helaas werd vorig jaar september door de universiteit besloten dat ik niet door mocht met de studie. Het was voor mij een enorme domper en moeilijk te accepteren. Eigenlijk tot de dag van vandaag want ik heb mijn droom (tijdelijk?) moeten weggooien. Dat in combinatie met de stress rondom het zitten in de bijstand, financiële moeilijkheden en het vervelend eindigen van mijn relatie zorgt ervoor dat ik mezelf op het moment elke dag een trap moet geven om uit bed te komen en er het beste van te maken. Maar hé, ik doe het wel en ik ben er voor mijn zoontje! Ik heb geen andere keuze en geen tijd om bij de pakken neer te zitten en toe te geven aan een depressie…
Voor nu kan ik alleen maar hopen dat ik een zware depressieve episode kan voorkomen en dat ik in de toekomst meer geluk zal vinden en ervaren.